Was heißt »Ze­he« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Pass auf deine Zehen auf.

Pas op je tenen.

Ich kann mit Leichtigkeit meine Zehen berühren.

Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.

Ein Fuß hat fünf Zehen.

Een voet heeft vijf tenen.

Tom wackelte mit den Zehen.

Tom bewoog zijn tenen.

Antonyme

Fin­ger:

vinger

Niederländische Beispielsätze

• Ik heb pijn aan mijn kleine teen.

• Een vriend van mij is laatst uitgegleden over een autootje dat zijn zoon had laten slingeren op de trap en heeft toen zijn grote teen gebroken.

• Zijn teen bloedt.

• Haar teen bloedt.

• Tom stootte z'n teen.

• Hij stootte zijn teen.

• Zij stootte haar teen.

• Ze was van kop tot teen een echte diva.

Übergeordnete Begriffe

Knob­lauch:

knoflook

Kör­per­teil:

lichaamsdeel

Zwie­bel:

ui

Untergeordnete Begriffe

groß:

groot

volwassene

klein:

klein