Was heißt »Island« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Island« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

In Island wohnen etwa 320.000 Menschen. Die Hauptstadt von Island ist Reykjavík.: Ongeveer 320.000 mensen wonen in IJsland. De hoofdstad van IJsland is Reykjavik.
Island hat viele Vulkane.: IJsland heeft veel vulkanen.
Island hat einmal zu Dänemark gehört.: IJsland heeft ooit toebehoord aan Denemarken.
Island gehörte zu Dänemark.: IJsland behoorde tot Denemarken.
Island war fantastisch.: IJsland was fantastisch.
Reykjavík ist die Hauptstadt von Island.: Reykjavik is de hoofdstad van IJsland.
Ich möchte auf Island leben.: Ik wil graag in IJsland wonen.
Island ist ein Inselstaat im Nordatlantik zwischen Grönland, den Färöer-Inseln und Norwegen.: IJsland is een eilandstaat in de Noord-Atlantische Oceaan tussen Groenland, de Faeröer en Noorwegen.
Sie kommen aus Island.: Zij komen uit IJsland.
Island ist eine Insel.: IJsland is een eiland.