Was heißt »Werg« auf Niederländisch?

Synonyme

Flachs:

vlas

Niederländische Beispielsätze

• Hoe meer ik werk, hoe minder ik slaap.

• Ik kan mijn werk niet doen zonder mijn computer.

• Waarom vind je je werk niet leuk?

• Tom heeft een week vol werk achter de rug.

• Sinds wanneer doen jullie dit werk?

• Wat voor werk doe je dan?

• Tom verliet na het werk meteen het kantoor.

• Tom doet zijn werk.

• Hier werk ik.

• Wanneer ga je naar je werk?

• Wat voor werk doe je?

• Je was te laat op je werk.

• We zijn op het ogenblik aan het werk.

• Ik kan niets op je werk aanmerken.

• Het meeste werk wordt door robots verricht.

• Het werk van een advocaat is om te bewijzen dat zijn cliënt onschuldig is.

• "Ik werk op een boerderij", zei Tom.

• Je zou dit werk willen doen.

• Ik werk in ploegendienst.

• Ik heb mijn werk al gedaan.