Was heißt »Fern­spre­cher« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Fern­spre­cher« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • telefoon (männlich)

Sinnverwandte Wörter

Draht:
draad
Fun­ke:
vonk
Han­dy:
mobiel
mobieltje

Niederländische Beispielsätze

  • Neem de telefoon op.

  • Mag ik jouw telefoon gebruiken?

  • Wie was de uitvinder van de telefoon? Was het Bell of Meucci?

  • Is er een telefoon in de buurt?

  • Ik heb een telefoon op mijn kamer.

  • Ik sprak met haar via de telefoon.

  • Neem de telefoon op, alsjeblieft.

  • Is er ergens een telefoon?

  • De telefoon ging behoorlijk lang over.

  • Waar is de dichtstbijzijnde telefoon?

  • Ik heb per telefoon een pizza besteld.

  • Ik had nog niet opgehangen of de telefoon ging alweer over.

  • Mag ik je telefoon gebruiken?

  • "Wacht even," zei Dima, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde, "ik weet iemand die me wel wat geld zou kunnen lenen."

  • De telefoon doet het niet.

  • Ik hoorde de telefoon rinkelen.

  • Deze telefoon doet het niet.

  • Ik zoek mijn telefoon.

  • De telefoon is uitgevonden door Bell in achttien zesenzeventig.

  • Ik ben aan de telefoon.

Fernsprecher übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Fernsprecher. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 1559541, 1982470, 1309726, 1101154, 885807, 861731, 850644, 822514, 821205, 769818, 721831, 2826148, 597293, 532372, 519916, 448608, 409705, 3073041, 397283 & 397268. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR