Was heißt »äf­fen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Affen äffen Affen nach.

Apen apen apen na.

Er äfft einen Affen nach.

Hij aapt een aap na.

Synonyme

bluf­fen:

bluffen

ko­pie­ren:

kopiëren

lei­men:

lijmen

prel­len:

oplichten

über­vor­tei­len:

beduvelen

benadelen

oplichten

Antonyme

in­for­mie­ren:

informeren

inlichten

Niederländische Beispielsätze

• Me moeten ermee ophouden onszelf te bedriegen.

• Maria heeft die belediging gewoon weggelachen. Je zou haar moeten nadoen!

• Hij hoopte dat ze hem niet zou bedriegen.

• Kinderen imiteren eerder hun vrienden dan hun ouders.

• Een papegaai kan de menselijke stem nadoen.

• Anderen bedriegen is slecht, maar jezelf bedriegen is nog veel slechter.

• De natuur bedriegt ons nooit; het zijn altijd wij die onszelf bedriegen.

• Net als veel anderen, zal ze hem bedriegen.