Was heißt »eislaufen« auf Niederländisch?
Das Verb »eislaufen« (veraltet: Eis & laufen) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- schaatsen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wie gut kannst du eislaufen?
Hoe goed kan je schaatsen?
Niederländische Beispielsätze
Ik ging schaatsen op het meer.
Wat is makkelijker, skiën of schaatsen?
Zijn jij en Tom ooit eens gaan schaatsen?
Ben je goed in schaatsen?
De kinderen pakten hun schaatsen en gingen richting de bevroren vijver.
Denk je dat de vijver genoeg bevroren is om erop te schaatsen?
Kun je schaatsen?
Ze kan schaatsen.
Het ijs is te dun om op te schaatsen.