Was heißt »air­bru­shen« auf Niederländisch?

Antonyme

dru­cken:

drukken

Niederländische Beispielsätze

• Tieners hebben vaak ruzie met hun ouders.

• Ben je ooit met het vliegtuig gereisd?

• De conferentie werd met succes afgesloten.

• Tom huilde tranen met tuiten.

• Tom en Mary hebben met elkaar gesproken.

• Ik heb ook met Tom gepraat.

• Ik sprak ook met Tom.

• Met honing vang je meer vliegen dan met azijn.

• Ik ga niet naar de bioscoop met jou.

• Ze zullen morgenochtend met ons praten.

• Ze ging met de trein naar Shanghai.

• Leraren moeten geduld hebben met kinderen.

• Die twee Russische zussen zijn getrouwd met twee Poolse broers.

• De kat raakte de muis aan met zijn poot.

• Dit gebied zit vol met wilde dieren.

• Ik zag hem met iemand praten.

• Spreekt u altijd Grieks met uw vrouw?

• Tom heeft moeite met lezen.

• Hoeveel kost een reis met de trein?

• Het plein staat vol met fietsen.

Übergeordnete Begriffe

ge­stal­ten:

opstellen

organiseren

vorm geven

vormen