Was heißt »Mijn­heer« auf Niederländisch?

Synonyme

Nie­der­län­der:

Nederlander

Niederländische Beispielsätze

• Iets anders, meneer?

• Ik heb naar meneer Smith gevraagd.

• Wilt u alstublieft meneer Sawada bellen?

• Dat is meneer Pedro.

• Een of andere meneer Jones kwam om je te zien.

• De dokter zei tegen meneer Smith dat hij roken moest opgeven als hij lang wilde leven.

• We zagen meneer Sato de kamer verlaten.

• We zagen hoe meneer Sato de kamer verliet.

• Ja, meneer!

• Ja, mijnheer!

• Nee, meneer, ik ben Duits.

• De oude wiskundeleraar, meneer Müller, heeft een mooiere fiets dan de meeste van zijn leerlingen.

• Ken je meneer Bingley?

• ?Juffrouw, wat doet die vlieg in mijn soep?” – „Het lijkt wel op rugslag, mijnheer!”

• Deze meneer betaalt alles.

• Serveerster, wat doet deze vlieg in mijn soep? - Het ziet eruit als de rugslag, meneer!

• Wat is uw naam, meneer?

• "Is dit echt een natuurlijke uitdrukking?" "Laten we het meneer Google vragen."

• Wat is de voornaam van mijnheer Johnson?

• Ik wist niet dat meneer Williams in de Vietnamoorlog gevochten had.